Waarom het volgens lerares Lucelle belangrijk is om het slavernijverleden te behandelen op school
- News
- Waarom het volgens lerares Lucelle belangrijk is om het slavernijverleden te behandelen op school
Ieder jaar op 1 juli wordt tijdens Keti Koti de afschaffing van de slavernij in Suriname en op de Nederlandse Antillen gevierd. Het slavernijverleden is een belangrijk hoofdstuk uit de Nederlandse geschiedenis, maar in de geschiedenisboeken op school wordt niet altijd het complete verhaal verteld. Lucelle Comvalius is docent maatschappijleer en besteedt al jaren aandacht aan het Nederlandse slavernijverleden in haar lessen. Ze probeert haar leerlingen mee te geven dat de slavernij een onderdeel vormt van een gezamenlijke en gedeelde geschiedenis waar iedereen op verschillende manieren een aandeel in heeft gehad. Ze vertelde meer over haar lessen en waarom het volgens haar belangrijk is om dit soort onderwerpen aan te snijden.
Hoi Lucelle, laten we bij het begin beginnen. Heb je als leerling weleens een leraar gehad die over het slavernijverleden vertelde?
“Jazeker, mijn geschiedenisleraar op de middelbare school, meneer Abbers, behandelde het ooit in zijn les. Die dag kan ik me nog precies herinneren. Normaal stond hij ons altijd heel vrolijk op te wachten en maakte hij grapjes, maar die ene dag keek hij heel serieus. Toen dachten we: wat is er toch met hem aan de hand? Het boek was heilig voor hem, maar die dag kregen we zelfgemaakte stencils en vertelde hij over de slavernij. Het voelde ongemakkelijk, omdat het op de basisschool nooit daarover ging. Mijn ouders hebben mij ook zo Nederlands mogelijk opgevoed, dus ik kreeg niet veel van mijn roots mee. Dit was de eerste keer dat ik het slavernijverhaal hoorde. Ik keek nooit naar mezelf als biculturele Nederlander, maar tijdens die les was ik toch opeens iemand met andere roots. Hij behandelde een onderwerp wat niet in de geschiedenisboeken stond en deed wat hij dacht dat juist was. Daar ben ik hem tot op de dag van vandaag heel dankbaar voor.”
Nu ben je zelf lerares maatschappij en geschiedenis. Hoe behandel je onderwerpen als het slavernijverleden in je eigen lessen en waarom vind je het belangrijk om het te behandelen?
“Ik vertel in mijn lessen heel veel over hoe het heeft kunnen gebeuren en wat er is gebeurd. Als docent leg je de accenten en als je zo’n onderwerp niet behandeld, is het voor een kind ook niet belangrijk. Ik wil vooral laten zien hoe een samenleving op een bepaalde manier gevormd is. Daar komen allerlei mooie en minder mooie dingen bij kijken, maar ik probeer te allen tijde te voorkomen om iemand de schuld te geven. We kijken ook naar verschillende bronnen. Heel vaak zie je in schoolboeken dat het slavernijverleden voornamelijk vanuit het westerse perspectief wordt verteld. Ik zoek juist ook naar bronnen van slaven, zodat mijn leerlingen zelf kunnen beoordelen hoe zij moeten kijken naar een bepaalde bron. Ik wil de kinderen de tools geven waarmee zij een bredere en meer algemene mening en visie voor zichzelf kunnen vormen. Dat is niet altijd even makkelijk.”
Oh, vertel. Wat voor moeilijkheden heb je weleens ondervonden?
“Tijdens ouderavonden heb ik weleens te maken gehad met ouders die gepikeerd reageren op mijn keuze om het slavernijverleden te behandelen in mijn lessen. Er wordt mij dan gevraagd of het echt wel zo erg is geweest als dat ik heb verteld in de les. Dan denk ik altijd: er is niemand die mij die vraag stelt op het moment dat ik de Tweede Wereldoorlog in mijn les behandel. Ik kan het die ouders niet helemaal kwalijk nemen, omdat de kans groot is dat de boeken waaruit zij hebben geleerd en de docenten van wie zij lessen hebben gehad, dit niet hebben behandeld. Dan kan ik me voorstellen dat je het gewoon echt niet weet of belangrijk vindt.”
En hoe reageren je leerlingen er eigenlijk op als je vertelt over zo’n moeilijk en gevoelig onderwerp als het slavernijverleden?
“Wat heel weinig kinderen weten, is dat het om een gezamenlijke en gedeelde geschiedenis gaat waarin hun eigen voorouders ook een aandeel hadden. Als ik mijn leerlingen vraag wat onze gedeelde geschiedenis is, antwoorden zij vaak: ‘Voor ons is dat WOII en voor u is dat de slavernij.’ Dan laat ik hen begrijpen dat dat niet waar is. Zij denken vaak vanuit ‘wij’ en ‘zij’. Daarom probeer ik hen uit te leggen dat de slavernij een deel is van ‘onze’ gedeelde geschiedenis. Ieder jaar kijken ze mij dan weer met verbaasde ogen aan, omdat ik het woord ‘ons’ gebruik.”
Het is vandaag Keti Koti. Heb je daar weleens over verteld aan je leerlingen?
“Jazeker, ik heb in het verleden zelfs met een aantal klassen Keti Koti gevierd op school. Het leuke was dat allerlei ouders met Surinaamse roots meehielpen. Zij namen hapjes mee naar school, zorgden voor muziek en vertelden heel veel over Keti Koti. De leerlingen genoten ervan en konden op deze manier kennismaken met Keti Koti en de betekenis ervan. Als het lukt zou ik in de toekomst nog wel elk jaar een Keti Koti-festival willen organiseren als projectweek. Zo kunnen de leerlingen op een luchtige manier veel van de cultuur, maar ook van de geschiedenis leren.”
Vind je dat Keti Koti een officiële feestdag moet worden in Nederland?
“Een dag als Keti Koti zou ik graag als officiële feestdag in Nederland willen zien, omdat het nogmaals om een gedeelde geschiedenis gaat. Het zou ook een soort erkenning zijn. Ik beng bang dat die feestdag er nog niet aan zit te komen, omdat de Nederlandse overheid er nog niet aan toe is om het te erkennen en excuses te maken. Tegelijkertijd, als je kijkt naar onze premier Rutte en de koning, kan het ons niet zijn ontgaan dat ze stappen aan het zetten zijn. Wellicht zijn excuses dichterbij dan we denken.”
Onlangs is de Canon van Nederland herijkt. De Canon geeft de richtlijnen voor de geschiedenislessen op school. Daar is nu ook de anti-koloniale verzetsstrijder Anton de Kom aan toegevoegd. Wat vind je daarvan?
“Ik ben heel enthousiast over de herijking. Ik heb altijd zoiets van: een herijking betekent dat je bepaalde dingen loslaat of op een andere manier vormgeeft. Het betekent ook dat je dingen meeneemt die in de maatschappij spelen en dat je inspeelt op wat de maatschappij nodig heeft. Ik was heel erg blij en een tikkeltje emotioneel toen ik Anton de Kom op de Canon zag staan. Dat voelde als een stukje erkenning. Het is zo belangrijk dat er aandacht komt voor verzetstrijders met een slavernijverleden. Je ziet dat ook deze mensen iets hebben bijgedragen aan de Nederlandse geschiedenis. Als je dat niet weet, dan blijf je praten over ‘wij’ en ‘zij’. Dat is zo jammer, want het gaat over ‘ons’. We moeten van dat ‘wij’- en ‘zij’-denken af. We zijn samen Nederland, in al onze verscheidenheid en kleuren.”
Behalve de Canon, is er op 25 juni ook een motie in de Tweede Kamer aangenomen om onderwerpen als racisme en discriminatie verplicht te behandelen op school. Hoe kijk jij naar deze verandering?
“Ik ben er blij mee, maar het is nog altijd essentieel dat wij docenten ons keihard in zullen blijven zetten. Het is namelijk nog steeds zo dat onderwerpen als de slavernij beschreven worden vanuit een westers perspectief. Als je andere perspectieven wilt behandelen, zul je die als docent zelf moeten gaan uitzoeken. Het blijft nog steeds een keuze wat je wel en niet behandelt. Kijk naar de lerarenopleidingen. Daar zijn vakken over racisme, discriminatie of de multiculturele te volgen als minor. Dat betekent dus dat je het niet behandelt als je die minor niet kiest. Ondertussen wordt de kans dat je als docent voor een pluriforme klas komt te staan steeds groter. Hoezo is het dan geen verplicht onderdeel op de lerarenopleiding? Dat is iets waar ik me zeker hard voor ga maken in Den Haag.”
Heeft het bespreken en aannemen van deze motie volgens jou te lang geduurd?
"Er is voor alles een tijd. Als ondernemer weet je bijvoorbeeld ook dat je verlies zult lijden als je een bepaald product in de verkeerde tijd verkoopt. Als je kijkt naar onderwerpen als racisme, merk je dat er in deze tijd veel aan het veranderen is. Daarom is het nu het juiste moment om iets te doen. Het is nu de tijd om winst te boeken.”